Thema's
Achter de Muur. Langs de sporen van de middeleeuwse stadsmuur van Groningen.
De stad Groningen kent een lange en rijke geschiedenis. Helaas zijn er nog maar weinig sporen uit dit rijke verleden terug te vinden. Wie benieuwd is naar de middeleeuwse stadsmuur die Groningen ooit moest beschermen tegen aanvallen van buitenaf, moet ik teleurstellen. Het meeste is allang verdwenen. Wie nog sporen wil vinden, moet weten waar te zoeken.
Stadsmuur
Groningen was net als veel andere steden ooit omringd door een muur die de stad moest beschermen tegen aanvallen van buitenaf. In de elfde eeuw kreeg de stad eerst een aarden stadswal (circa 1050). Deze wal was als een landweer: een met struiken begroeide aarden wal met daar bovenop houten planken, palen en staken, oftewel palissaden. Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat delen van de wal al rond 1025 – 1035 bestonden. De omwalling die zo’n vier meter hoog was, kreeg direct aan de buitenzijde een droge gracht (greppel) van zo’n twintig meter breed.
De wal liep in een U-vorm rondom de stad. Vanuit het noordwesten vanaf de Drentse beek de A ter hoogte van de Vishoek, liep de wal langs de Hoekstraat oostwaarts naar de Hofstraat. Vandaar boog de wal naar het zuiden langs de Singelstraat, de Schoolstraat en Achter de Muur. Hier boog de wal af richting de Peperstraat, de Kleine Peperstraat naar de Burchtstraat om hier weer westwaarts te keren ergens tussen de Nieuwstad en het Gedempte Zuiderdiep in, naar de Torenstraat om hier uiteindelijk weer op de Drentse A aan te sluiten. Er was geen wal langs de westzijde van de stad. Hier liep de A die een natuurlijke barrière was voor de vijand. De wal werd op zes punten onderbroken vanwege de toegangswegen naar de stad.
Rond 1260 werden de houten palissaden bovenop de wal vervangen door een stenen muur die zo’n vijf à zes meter hoog was. Deze stadsmuur was van rode baksteen en had een dikte van ongeveer 60-90 cm. De muur wordt voor het eerst vermeld in documenten uit 1262. Aan de binnenzijde van de stadswal en de stadsmuur liep een pad helemaal rondom de stad. Deze werd bestraat en kreeg de naam ‘Achter de Muur.’ Met de bouw van de nieuwe muur werden ook zes nieuwe bakstenen poorten in de stadsmuur gebouwd die toegang gaven tot de stad.
De klei waar de bakstenen van werden gemaakt, kwam uit de directe omgeving van de stad. Dit was een zware, vette knik-klei die rijk was aan ijzeroxide en juist arm was aan kalk. Door deze combinatie kleurden de stenen na het bakken rood. In de dertiende eeuw werd er in Groningen zoveel gebouwd (de stadsmuur, de poorten, de torens en de kerken) dat het leek alsof de hele stad langzaamaan rood kleurde.
Stadspoorten
In de middeleeuwen gaven zes poorten toegang tot de stad. Al deze poorten zijn in de dertiende eeuw samen met de stadsmuur gebouwd. In het westen lag de A-poort. Deze poort wordt net als de stadsmuur al in 1262 in documenten vermeld. Men kwam de stad binnen over de A-brug. Dit was eerst een houten brug uit 1192, die in de veertiende eeuw werd vervangen door een stenen brug.
Aan de noordzijde van de muur zaten twee poorten. De eerste was de Boteringepoort. Deze poort stond tussen de Hardewikerstraat en Spilsluizen. De tweede poort was de Ebbingepoort. Dit was de belangrijkste toegangspoort tot de stad vanuit De Ommelanden. In 1338 werden de Boteringepoort, de Ebbingepoort en de stadsmuur tussen deze beide poorten in, afgebroken toen troepen van de Ommelanden de stad hadden veroverd. In plaats van een stenen muur mochten de Groningers hier alleen een houten muur optrekken. Omstreeks 1350 werd deze houten muur neergehaald en weer vervangen door een stenen muur.
Aan de oostzijde zat de Poelepoort, ongeveer tussen de Schoolstraat en de Schiemakersgang in en deze poort diende als gevangenis. Het wijde gedeelte van de Poelestraat (van de Peperstraat tot de Schoolstraat en Achter de Muur), diende oorspronkelijk als een weerplein, oftewel een opstelplaats voor soldaten die de stad moesten verdedigen.
Aan de zuidzijde zaten weer twee poorten. De eerste was de Oosterpoort, die aan de Oosterstraat stond even ten zuiden van de Burchtstraat. De tweede was de oudste en de belangrijkste toegangspoort van de stad, de Herepoort. De oudste Herepoort werd in 1010 gebouwd van tufsteen en lag ter hoogte van de Bruine Ruiterstraat. Maar in dertiende eeuw werd de Herepoort van baksteen gebouwd. Ook de Herestraat was een weerplein voor de troepen van de stad, net als de Poelestraat en later ook de Rademarkt. Dit middeleeuwse Hereplein werd tevens gebruikt als een wagenplein en een turfmarkt.
De reden dat de weerpleinen zich aan de zuid- en oostkant van de stad bevonden (Poeleplein, Rademarkt, Hereplein) is omdat vijandelijke troepen eigenlijk altijd vanuit het zuiden kwamen. Aan de noordkant van Groningen was alleen drassig land en zee. De pleinen werden ook gebruikt door reizigers, boeren en kooplieden van buiten de stad. Hier konden ze hun paarden en karren stallen, voor ze verder het centrum introkken.
Torens
In de knikken van de stadsmuur werd een twintigtal nieuwe torens gebouwd. Deze torens waren verschillend van vorm. Sommige torens waren rechthoekig en anderen halfrond. Er zijn restanten gevonden van de Hindricxtoren aan de Singelstraat en de Kruittoren aan het Kattendiep Noordzijde. In een pand aan de Hofstraat is een deel van de Tibbetoren (1459) gevonden. De eigenaar heeft op de vloer ook nog een kogel gevonden en deze naast een schietgat geplaats.
Sporen
Behalve de hierboven genoemde restanten, zijn er nog enkele sporen te vinden. De voormalige muurstraten aan de noordzijde (Vishoek tot Hofstraat) laten in het midden van de bestrating een keienstrook zien, welke herinnert aan de middeleeuwse stadsmuur. In verschillende panden aan deze straten zijn restanten gevonden van de muur, zoals in Café De Sleutel aan de Noorderhaven, in enkele panden aan de Hoekstraat, de Hardewikerstraat, Hofstraat en de Singelstraat. Ook in het souterrain van Hotel Corps de Garde zijn restanten van de oude muur gevonden en deze zijn daar nog te bewonderen.
Er is in Groningen slechts één stuk middeleeuwse stadsmuur bewaard gebleven. Dit is een van de buitenmuren van het Pepergasthuis, aan het einde van de straat Achter de Muur. Hoe toepasselijk is het, dat er in de middeleeuwen één straat was die helemaal rondom de stad liep en die de naam Achter de Muur droeg en dat vandaag de dag in dit onbeduidende straatje dat als enige die naam nog draagt, het enig bewaard gebleven stuk middeleeuwse stadsmuur nog te bewonderen is.
Onderwerp Historie