Stichting BeeldBepalend Online Magazine

Samenwerkingen

Een overzicht van de fotografie

Volgens de Dikke van Dale is fotografie de kunst om met licht afbeeldingen vast te leggen op dunne, voor licht gevoelige lagen. De term fotografie wordt toegedicht aan de Engelsman Sir John Herschel (1792 – 1871), hij zou deze term in 1839 hebben bedacht. De Braziliaan Hércules Florence (1804 – 1879) zou de Franse term photographie echter al in 1834 in zijn persoonlijke correspondentie hebben gebruikt. Het woord fotografie is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk schrijven met licht.

1816 – De Fransman Joseph Nicéphore Niépce (1765 – 1833) is de maker van de eerste permanente foto. Voordat het zover was, heeft hij eerst jarenlang geëxperimenteerd. Hij liet een plaat met een lichtgevoelig materiaal in een camera obscura blootstellen aan licht. Het beeld dat zo gevormd werd, ging echter verloren buiten de camera obscura omdat het negatiefbeeld niet gefixeerd was. Niépce noemde deze beelden retinas oftewel netvliezen.

1826 – Niépce produceerde zijn eerste foto met behulp van een plaat die was bedekt met de lichtgevoelige stof bitumen (Syrisch asfalt) wat oplosbaar is in terpentijn, maar na een lange belichting niet meer. Hij had een belichtingstijd nodig van minimaal acht uur bij helder zonlicht. De ene bron vermeldt dat hij deze eerste foto zou hebben gemaakt vanaf zijn dak en volgens een andere bron vanuit het raam van zijn werkkamer. Door de lange belichtingstijd zijn de gebouwen op de foto van beide kanten belicht door de zon, en zijn ook de schaduwen aan weerskanten te zien. Niépce noemde dit proces heliografie, schrijven met de zon.

Uitzicht vanuit het raam in Le Gras. Foto: Joseph Nicéphore Niépce, 1826.

De eerste foto met daarop het uitzicht vanuit een raam in Le Gras, Frankrijk. Foto: Joseph Nicéphore Niépce, 1826.

1831 – De Fransman Louis Jacques Mandé Daguerre (1787 – 1851) wordt ook vaak gezien als één van de uitvinders van de fotografie. Hij heeft met Niépce samengewerkt aan het bitumen-proces, waarmee ze in 1826 al de eerste succesvolle foto hadden gemaakt. In 1831 gebruikte Daguerre zilverjodide bij de proefnemingen van Niépce. Zilverjodide behoort tot de zilverhalogeniden, oftewel een zout dat slecht oplosbaar is in water en lichtgevoelige eigenschappen heeft.

1834 – De Brit William Henry Fox Talbot (1800 – 1877) ontwikkelde een methode die papier lichtgevoelig maakte door het eerst in een zwakke zoutoplossing te dompelen en daarna in een zilvernitraatoplossing. In 1727 was de lichtgevoeligheid van zilvernitraat al ontdekt door de Duitser Johann Heinrich Schulze (1687 – 1744). De Britten Thomas Wedgwood (1771 – 1805) en Humphry Davy (1778 – 1829) was het gelukt om in 1802 al een beeld te vangen op voorbewerkt papier onder de invloed van licht. Ze konden dit beeld alleen niet fixeren. Talbot lukte het wel door het papier te dompelen in een sterke zoutoplossing.

1837 – Daguerre ontdekte een methode waarbij op grote schaal foto’s konden worden ontwikkeld. Hierbij werd een gepolijste, verzilverde koperen plaat lichtgevoelig gemaakt met behulp van jodiumdampen. Na blootstelling aan kwikdampen kwamen positieve spiegelende beelden op de plaat. Hierna werden deze beelden gefixeerd in een zoutoplossing en daarna afgespoeld met water. Deze methode, die de naam daguerreotypie kreeg, zorgde voor beelden die veel gedetailleerder waren dan met andere methoden. Omdat er geen negatief werd gebruikt, was het niet mogelijk om meerdere afdrukken van een foto te maken. Een daguerreotypie was dus uniek. Het was het een soort voorloper van de Polaroid film.

1839 – Talbot ontdekte ook het negatief-positief-procédé. De meeste fotografische emulsies geven een negatief beeld na het ontwikkelen. Licht en donker zijn met elkaar verwisseld. Het negatief-positief procédé maakt een positief beeld door het procédé te herhalen, door een negatief beeld op lichtgevoelig papier te leggen of te projecteren. Dit proces wordt ook wel de Calotypie of de Talbottypie genoemd. Er kunnen meerdere afdrukken worden gemaakt van één negatief. Het is tot de komst van de digitale fotografie de meest gangbare manier om een foto af te drukken.

1850 – De Brit Frederick Scott Archer (1813 – 1857) was de uitvinder van het collodium-procédé. Hierbij werd papier vervangen door glas. Met behulp van een collodiumlaag (een dikke stroperige en extreem brandbare vloeistof die als basis voor een lichtgevoelige laag diende) hechtte hij de zilverhalogeniden (verbindingen die heel lichtgevoelig zijn) aan het glasoppervlak. De glasplaten moesten nat blijven terwijl ze twee à drie seconden werden belicht en moesten hierna ook meteen worden afgewerkt.

1861 – De Schot James Clerk Maxwell (1831 – 1879) had in zijn studententijd al aangetoond dat uit de voor fotografie primaire kleuren rood, groen en blauw alle denkbare kleuren te maken zijn. Op 17 mei 1861 gaf hij een demonstratie van kleurenfotografie tijdens een lezing aan de Royal Institution in Londen. Maxwell liet de fotograaf Thomas Sutton drie zwart-wit foto’s maken van een lint van een kleurige tartan (een Schotse ruit). Iedere foto kreeg een ander kleurfilter voor de lens, rood, groen en blauw. Nadat de platen waren ontwikkeld, projecteerde Maxwell de drie foto’s over elkaar heen met behulp van rood, groen en blauw licht. Dit resulteerde in een voor die tijd indrukwekkende kleurenreproductie waarin alle originele kleuren van de Schotse ruit te zien zijn.

Een lint van tartan. Foto: Thomas Sutton en bewerkt door James Clerk Maxwell, 1861.

Een lint van een Schotse tartan. Foto: Thomas Sutton en bewerkt door James Clerk Maxwell, 1861.

1871 – De Brit Richard Maddox (1816 – 1902) was de uitvinder van een droge methode waarbij zilverbromide (cadmiumbromide en zilvernitraat) in een gelatine-laag op een glasplaat werd aangebracht. Dit is bekend onder de naam zilvergelatinedruk en het is in feite de voorloper van de huidige fotografische films. Fotografen konden nu voorbewerkte glasplaten gebruiken, zonder eerst hun eigen emulsies voor te bereiden. Ook hoefden de negatieven niet meteen ontwikkeld te worden.

1888 – De Amerikaan George Eastman (1854 – 1932) was de oprichter van het bedrijf Eastman Kodak (1881) dat toen nog Eastman Dry Plate Company heette, en hij was de uitvinder van het fotorolletje. In 1884 had hij al een droge gel op papier of film ontwikkeld die de glasplaten kon vervangen. Fotografen hoefden nu niet langer een kist met platen en giftige chemicaliën met zich mee te nemen. In 1888 bracht Eastman de KODAK-camera op de markt met daarin een rol film. Als slogan gebruikte Kodak “You press the button, we do the rest”. Een fotograaf kon 100 opnames maken met deze rol film. Als de rol vol was, dan stuurde de fotograaf de camera met filmrol naar Eastman Kodak om het daar te laten ontwikkelen. Het bedrijf drukte de foto’s dan af tegen betaling en stuurde de foto’s en de camera met daarin een nieuwe rol film weer terug naar de fotograaf.

1891 – De Luxemburger Gabriel Jonas Lippmann (1845 – 1921) is de uitvinder van de eerste kleurgevoelige fotografische plaat. De theorie van zijn proces voor kleurfotografie had hij in 1886 al uitgewerkt. Het maakte gebruik van de interferentie tussen invallend licht en licht dat door een spiegel achter de fotografische plaat werd teruggekaatst. Hierdoor kon hij zeer natuurgetrouwe foto’s maken. Dit is bekend geworden als het Lippmann-proces. Hoewel hij hier in 1908 de Nobelprijs voor de Natuurkunde mee won, is het nooit populair geworden bij fotografen omdat de benodigde belichtingstijden erg lang waren en omdat deze foto’s ook niet gereproduceerd konden worden.

1981 – Een tamelijk recente ontwikkeling in de fotografie is de digitale fotografie. De traditionele camera met daarin een rol film is vervangen door een camera met een lichtgevoelige beeldsensor die samen met elektronica en software voor de beeldopbouw en de vastlegging van het beeld zorgt. Het eerste digitale fototoestel was de Mavica van Sony en kwam in 1981 op de markt.

1988 – JPEG zag voor het eerst het levenslicht. Dit is een standaard voor beeldcompressie geworden. Het opslaan van afbeeldingen werd hiermee een stuk effectiever. De kwaliteit van afbeeldingen hangt af van de mate waarin het beeld gecomprimeerd wordt.

1990 – Het bedrijf Adobe introduceerde de eerste versie van Photoshop. Photoshop zou de standaard worden in beeldbewerkingssoftware.

1994 – SanDisk ontwikkelde de eerste Compact Flash-geheugenkaart samen met de bedrijven Polaroid, Canon en Apple.

1998 – Sony bracht de Mavica FD-71 op de markt. Foto’s werden met deze camera op een floppy disk opgeslagen. Dit jaar werd ook de memorystick gelanceerd.

2000 – De ontwikkelingen in de fotografie zijn zover gevorderd dat in 2000 de eerste telefoon met ingebouwde camera op de markt verscheen, de Sharp J-SH04.


*Dit overzicht van de fotografie is geschreven voor het internationale Wereld Pers Foto Festival van Noord Nederland dat elk jaar in november in de Der Aa-kerk in Groningen wordt gehouden en door de Stichting Wereld Pers Foto Groningen (voorheen Stichting Clear) wordt georganiseerd. In 2014 is er een samenwerking ontstaan met Stichting Beeldbepalend waarvan wij hopen dat die de komende jaren gecontinueerd zal worden. 

Onderwerp ,